Post on 20-May-2020
transcript
GrammaticaWoordbenoemen 2
Werkboek
Geschikt voor de groepen 7 en 8
Inhoudsopgave
Voegwoorden: nevenschikkend 4
Voegwoorden: onderschikkend 5
Voegwoorden: nevenschikkend en onderschikkend 7
Hoofdtelwoorden 8
Rangtelwoorden 11
Telwoorden: hoofd- en rangtelwoorden 13
Persoonlijk voornaamwoord 16
Bezittelijk voornaamwoord 19
Vragend voornaamwoord 22
Aanwijzend voornaamwoord 23
Voornaamwoorden gemengd 26
Onbepaald voornaamwoord 27
Betrekkelijk voornaamwoord 29
Wederkerend voornaamwoord 30
Wederkerig voornaamwoord 31
Bijwoord 32
Antwoorden 33
4
Naam: Groep:
Voegwoorden: nevenschikkend Woordbenoemen
www.junioreinstein.nl Online oefenen | Leer- en oefenboeken | Werkbladen | Educatief materiaal
Zet een roze stippellijn onder het nevenschikkende voegwoord.
1. De bijen gaan naar de bloemen en de planten.
2. Ik ga niet met de fi ets, want het regent.
3. Wil jij liever een ijsje of een stukje taart?
4. Ik ga dat nog controleren, maar niet vandaag.
5. Het zonnetje schijnt, dus ga ik lekker fi etsen.
6. Ik ga met de fi ets, want het is mooi weer.
7. Wilt u een kopje koff ie of een kopje thee?
8. Ik ben vandaag ziek, dus ik blijf thuis.
9. Ik ben bang voor bijen, want ik ben er eens door gestoken.
10. Jet en Melissa gaan met de bus naar school.
11. Ik ga naar huis, want het is al bijna etenstijd.
12. Gemma wil naar het theater, maar ze heeft geen tijd.
13. Het heeft gevroren, dus we kunnen misschien schaatsen.
14. Merel en Tim zijn aan het tafeltennissen.
15. Het was vanmiddag niet droog, dus we bleven binnen.
16. Wil jij graag naar de fi lm of naar het pretpark?
17. Hij moet opschieten, want hij moet al bijna op school zijn.
18. Tim wil graag met Levi en Kamil spelen.
19. Petra gaat met de auto naar haar werk, want het is te ver om te fi etsen.
20. Ik moet morgen echt op tijd zijn, maar ik word zo moeilijk wakker.
Gebruik bij het oefenen de uitlegkaart over hetnevenschikkend voegwoord
Petra gaat met de auto naar haar werk, want het is te ver om te fi etsen.
Ik moet morgen echt op tijd zijn, maar ik word zo moeilijk wakker.
32
Zet een zwart golvende lijn onder het bijwoord.
1. De kwarktaart is erg lekker.
2. Thomas heeft geen geld.
3. Morgen komt Carola langs.
4. Ik slaap slecht.
5. Hier mag je fi etsen.
6. Ben je er geweest?
7. Loop maar verder.
8. Vanavond gaan we soep eten.
9. Ellen moet straks naar de tandarts.
10. Wanneer kan ik je helpen?
11. Ik ga zo weg.
12. Kimberley moest hard fi etsen.
13. Misschien gaan wij naar de fi lm.
14. Daarna is het tijd voor poff ertjes.
15. Ik zie je gauw!
16. Oma houdt van breien, toch?
17. Nu heeft Marianne een vrije dag.
18. Ik zit links van jou.
19. Stan heeft zich wel ingeschreven.
20. Waar heb jij gedanst?
Naam: Groep:
Bijwoord Woordbenoemen
www.junioreinstein.nl Online oefenen | Leer- en oefenboeken | Werkbladen | Educatief materiaal
Gebruik bij het oefenen de uitlegkaart over de bijwoorden
33
ZinsontledingZinsontledingANTWOORDENBLADVoegwoorden: nevenschikkend
Zet een roze stippellijn onder het nevenschikkende voegwoord.
1. De bijen gaan naar de bloemen en de planten.
2. Ik ga niet met de fi ets, want het regent.
3. Wil jij liever een ijsje of een stukje taart?
4. Ik ga dat nog controleren, maar niet vandaag.
5. Het zonnetje schijnt, dus ga ik lekker fi etsen.
6. Ik ga met de fi ets, want het is mooi weer.
7. Wilt u een kopje koff ie of een kopje thee?
8. Ik ben vandaag ziek, dus ik blijf thuis.
9. Ik ben bang voor bijen, want ik ben er eens door gestoken.
10. Jet en Melissa gaan met de bus naar school.
11. Ik ga naar huis, want het is al bijna etenstijd.
12. Gemma wil naar het theater, maar ze heeft geen tijd.
13. Het heeft gevroren, dus we kunnen misschien schaatsen.
14. Merel en Tim zijn aan het tafeltennissen.
15. Het was vanmiddag niet droog, dus we bleven binnen.
16. Wil jij graag naar de fi lm of naar het pretpark?
17. Hij moet opschieten, want hij moet al bijna op school zijn.
18. Tim wil graag met Levi en Kamil spelen.
19. Petra gaat met de auto naar haar werk, want het is te ver om te fi etsen.
20. Ik moet morgen echt op tijd zijn, maar ik word zo moeilijk wakker.
Gebruik bij het oefenen de uitlegkaart over hetnevenschikkend voegwoord
Woordbenoemen
www.junioreinstein.nl Online oefenen | Leer- en oefenboeken | Werkbladen | Educatief materiaal
het is te ver om te fi etsen.
ik word zo moeilijk wakker.
ZinsontledingZinsontledingANTWOORDENBLADVoegwoorden: onderschikkend
Woordbenoemen
www.junioreinstein.nl Online oefenen | Leer- en oefenboeken | Werkbladen | Educatief materiaal Online oefenen | Leer- en oefenboeken | Werkbladen | Educatief materiaal
Zet een blauwe stippellijn onder het onderschikkend voegwoord.
1. Lieke lacht, wanneer ze op de trampoline springt.
2. Ze gleed uit, doordat de stoep glad was.
3. De koploper was uitgeput, waardoor ik alsnog won.
4. De hond rende naar zijn baasje, nadat hij gevallen was.
5. Marit was erg blij met haar telefoon, totdat die kapotging.
6. Wil jij, voordat je naar werk gaat, nog even de was doen?
7. Ik vind het leuk dat we een dagje naar het strand gaan.
8. Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens.
9. Lars gaat niet naar school, omdat hij ziek is.
10. Jij mag vanavond opblijven, mits jij je huiswerk af hebt.
11. Alles staat klaar, zodat zij snel kan beginnen.
12. Erik gaat naar het feestje, hoewel hij geen zin heeft .
13. Max gaat naar de fi lm, terwijl hij eigenlijk les heeft .
14. Zodra het gras gemaaid is, ga ik televisiekijken.
15. Hoewel ik dat klusje gedaan heb, krijg ik geen koekje.
16. Als jij de vaatwasser uitpakt, verschoon ik het bed.
17. Voor ik naar huis ga, bedank ik mijn vriend.
18. De man is, sinds hij naar Italië ging, niet meer gezien.
19. Je mag mijn fi ets lenen, zolang als nodig is.
20. Ik maak een appeltaart, tenzij je een andere wil.
Gebruik bij het oefenen de uitlegkaart over hetonderschikkend voegwoord
Zoek alle onderschikkende voegwoorden in de puzzel. Welke zin blijft over?
De voegwoorden vind je horizontaal en verticaal .
Welke zin blijft over?
ZinsontledingZinsontledingANTWOORDENBLAD Woordbenoemen
www.junioreinstein.nl Online oefenen | Leer- en oefenboeken | Werkbladen | Educatief materiaal
te
oh
eb
nn
ja
ad
la
st
oo
fe
vteo
oewe
oeai
rind
deni
anen
tten
nkrv
ndan
waar
mdat
legd
mtwz
ieno
trod
swor
z�na
olue
ksrn
door
Je bent een kei in voegwoorden.
Kleur alle onderschikkende voegwoorden.
toen
ondanks
voordat
enzodra
gisteren
maar
doordat nadat
hoewel
terwijl volgendetoch
snel
want
iemand
omdatzoals
mits
alsofhoewelindienmitsnadatnuomdatondankstenzijterwijltoenvoordatwaardoorwanneerzodra
Gebruik bij het oefenen de uitlegkaart over hetonderschikkend voegwoord
ZinsontledingZinsontledingANTWOORDENBLADVoegwoorden: nevenschikkenden onderschikkend
Woordbenoemen
www.junioreinstein.nl Online oefenen | Leer- en oefenboeken | Werkbladen | Educatief materiaal
• Zet een roze stippellijn onder alle nevenschikkende voegwoorden.• Zet een blauwe stippellijn onder alle onderschikkende
voegwoorden.
1. Joost heeft zijn arm gebroken, doordat hij van zijn fi ets viel.
2. Merle en ik gaan fi etsen, want de zon schijnt.
3. Toen ik haar zag, werd ik meteen verliefd.
4. Voordat wij elkaar kenden, waren hij en Tim beste vrienden.
5. Wil jij voor of na het eten sporten?
6. Mees stuurt meteen het mailtje, zodra hij thuis is.
7. Zolang als nodig is, help ik jou met rekenen en taal.
8. Zij stonden op het punt kampioen te worden, totdat ze verloren.
9. Maar ik ga liever naar het strand, sinds ik er dichtbij woon.
10. Nikki eet een boterham, terwijl ze televisiekijkt.
11. Jij krijgt pas wat lekkers, als jij de afwas gedaan hebt.
12. Ik leer het liefst in de bibliotheek, zodat ik niet gestoord word.
13. Nu ik wat ouder ben, kan ik er beter over nadenken.
14. Bij een goed resultaat gaan we uit eten, dus dat doen we straks.
15. Hij gaf de juf zijn antwoorden, nadat zij ernaar vroeg.
16. We gaan naar Italië, wanneer het zomervakantie is.
17. Ik houd niet van drop, omdat ik het niet lekker vind.
18. Jelte en Ivo gaan naar school, ondanks hun tegenzin.
19. Voordat de meester naar huis gaat, kijkt hij al het werk na.
Gebruik bij het oefenen de uitlegkaarten over de voegwoorden
4 5
6 7